vrijdag 1 mei 2015

Haai

Op een dag als vandaag baal ik er van dat ik geen haai ben. Die hoeven nooit te poetsen en te flossen en hoeven ook nooit naar de tandarts. Gaatje of ander tandbederf, hop, ze hebben zo een rij spiksplinternieuwe tanden. Maar goed, ik ben geen haai, dus daar ga ik dan.

Als ik binnenkom is het rustig in de wachtkamer. De man die zit te wachten heeft het duidelijk niet naar zijn zin. Hij wiegt heen en weer en prevelt om de tien seconden iets wat ik niet versta. Hij wordt de behandelkamer in geroepen en nog geen vijf minuten komt hij met een papieren handdoekje tegen zijn mond gedrukt weer naar buiten. Hij neemt weer plaats in de wachtkamer, dit keer wiegt hij sneller en nu versta ik hem wel. Hij kermt nu bijna non-stop ‘Ai,Ai,Ai’.  Ik hoor hem tegen de leesportefeuille mompelen en daaruit maak ik op dat zijn kies er uit moet. Dat gevoel herken ik nog wel van vroeger, de prik, het kraken en het gapende gat wat vervolgens achter blijft, mijn maag krimpt een beetje.

Inmiddels is er iemand anders in de behandelkamer en het geluid van de boor dringt zich aan mij op. Na korte tijd komt de vrouw naar buiten, ze kijkt ontspannen, dus blijkbaar viel het mee. Ik verwacht aan de beurt te zijn maar de kermende man mag weer naar binnen, voor een foto.  Ik betrap mezelf op de flauwe gedachte: ‘wel lachen hoor, want anders staat u er op als een boer met kiespijn’.

In de wachtkamer ben ik nooit helemaal op mijn gemak, ik voel de druk op mijn blaas irritant toenemen en omdat ik verwacht dat het nog wel even gaat duren besluit ik toch nog even naar de wc te gaan. Terwijl ik op het knopje druk om door te spoelen hoor ik mijn naam. Snel even handen wassen en dan moet ik er echt aan geloven.

Als ik het toilet af kom zie ik de tandarts vragend om zich heen kijken. Ik twijfel, snel de deur uit en naar huis of mezelf toch maar kenbaar maken. Ik maak me kenbaar en loop achter hem aan de behandelkamer in. Ik kom niet zo vaak, maar hij kent me als geen ander en zegt: ‘Ik dacht even dat je weg gerend was’.  Ik lach en zeg: ‘ik ben absoluut geen fan van je, maar het is twee jaar geleden, dus ik vond dat ik moest’.

Ik neem plaats in de stoel en de inspectie begint. Ik hoop vurig dat hij niks zal vinden. Na een paar minuten schrapen en peuteren met het dunne haakje zegt  hij tegen de assistente dat ik een goed gebit heb. Maar dat wil ik niet horen, het enige wat ik wil horen is dat ik geen gaatjes heb. Gelukkig komt uiteindelijk het verlossende woord, ik veer op uit de stoel en  bedenk me dan dat er nog een afdruk gemaakt moet worden. Ik ben toe aan een nieuw bitje. Een plastic beschermer om te voorkomen dat ik ’s nachts mijn gebit tot fijnstof knaag. Ik ga weer zitten en voor ik het weet heb ik een veel te grote lepel met ijskoude, kleiachtige blubber in mijn mond. Net voordat ik bijna in het goedje stik mag de lepel er uit en ben ik verlost. Vlak voordat ik de deur uit loop en in gedachten juich dat er voorlopig niemand meer aan mijn gebit hoeft te peuteren, zegt hij: oh, maak je nog wel even een afspraak voor het verwijderen van tandsteen?’ Neeeeee….


Ik knik braaf en maak bij de balie met lichte tegenzin een nieuwe afspraak. Op weg naar de uitgang zie ik de man, nu met een scheve mondhoek van de verdoving, nog steeds wiegen op zijn stoel terwijl hij zijn noodlot af wacht. Ik kijk hem meelevend aan en denk: ‘zie je wel, je kunt toch echt beter een haai zijn…’.



donderdag 15 mei 2014

Onder mijn huid



Ineens is ze daar, geboren uit inkt en voor altijd onder mijn huid.
Iemand vroeg me laatst: Waarom? Ik kon het haast niet uit leggen. Gek eigenlijk, want het is een deel van mij, een gevoel dat er altijd is.

Een deel van mij dat maar weinig mensen echt kennen... hieronder de beknopte versie:

Als klein meisje wilde ik danseres worden. Een prachtige ballerina op spitzen.  Ik was goed op weg;  sterk, soepel en ik voelde me vrij! Ongeveer elf jaar geleden kwam daar tijdens een auditie iets tussen, rugpijn, om precies te zijn.  Vervolgens ging het in de jaren daarna steeds slechter met me. Enorme vermoeidheid, heel veel pijn, ik kon bepaalde voedingsmiddelen niet meer verdragen en ik was nergens toe in staat. Jarenlang bezocht ik verschillende artsen en niemand kon mij vertellen wat er mis was.

In de jaren daarvoor kon ik altijd op mijn lijf vertrouwen en ineens liet het me genadeloos in de steek. Ik kende mijn lichaam als geen ander, ik wist dat er iets niet klopte, maar niemand leek te luisteren. Een van de artsen adviseerde me zelfs in therapie te gaan omdat hij dacht dat het probleem tussen mijn oren zat. Ik was toen niet alleen mijn lichamelijke kracht kwijt, maar ook mijn zelfvertrouwen. Het dansen ging niet meer, niet meer zoals ik het voorheen had gekund. Mijn uitlaatklep, mijn gevoel van vrijheid en mijn inspiratie was ik kwijt.

Op mijn dieptepunt keek ik naar mezelf in de spiegel en zag ik alleen nog maar een schaduw van wat ik ooit was. Mat, moe, energieloos en droevig. Ik zakte tot de bodem, maar ik weigerde daar te blijven liggen. Langzaam kwam ik tot de conclusie dat mijn kracht niet afhing van het lichamelijke. Mijn dansers-mentaliteit zat in mijn hoofd. Als ik echt wilde, kon ik stralen, sterk zijn en bergen verzetten.
 

Inmiddels lijkt het er op dat ik al jaren geteisterd word door de Ziekte van Lyme en ben ik gelukkig in behandeling. Ondanks alles is mijn leven mooi, ik heb een fantastische man, lieve familie en vrienden, een leuke baan en een heerlijk huis! Ik mag zingen en stralen in mooie voorstellingen en dat voelt heerlijk. Ik voel nu weer vaak dat mijn 'ik' langzaam terugkomt.
In de afgelopen 11 jaar zijn veel dromen gesneuveld door mijn lichamelijke problemen, maar het heeft me ook geleerd dat je moet geniet van alle mooie dingen in het leven en dat wilskracht sterker is dan wat dan ook. En aan deze kracht wil ik elke dag herinnert worden in de vorm van een danseresje op mijn pols. Daarom dus!





vrijdag 7 februari 2014

Duifjes



Opeens staat ze naast me. 'Waar geloof jij in?' Ik aarzel en zeg: 'uhm... nergens in, nou ja in mijzelf denk ik'. 'Neehee, als je dood gaat bedoel ik. Wat geloof jij dan?' Ze kijkt me afwachtend aan terwijl ik niet zo goed weet hoe ik dat een meisje van 8 jaar uit moet leggen. 'Wat ik geloof kan ik je eigenlijk niet uitleggen want dat weet ik zelf eigenlijk niet precies, maar zal ik je vertellen wat ik hoop?' Ze knikt heftig en hangt aan mijn lippen nog voordat ik begonnen ben.


'Elke dag zitten er twee duifjes in mijn tuin, twee tortelduifjes. Meestal zitten ze op de schutting en kijken ze nieuwsgierig naar binnen. Ze zijn niet bang en blijven vaak zitten als ik naar buiten kom. Dan strooi ik wat voer voor ze neer en eten ze tevreden. Daarna gaan ze weer terug naar de plek op de schutting en blijven ze dicht bij me in de buurt. En weet je wat zo grappig is? Bij mijn oude huis zaten altijd precies dezelfde duifjes in de dakgoot naar binnen te gluren. En weet je wat ik altijd hoop? Dat het mijn opa en oma zijn, die nu helaas niet meer leven. Dat ze nu een oogje in het zeil houden, als duifjes. Dat ze nu vrij zijn om te vliegen waar ze willen maar toch af en toe even op bezoek komen. Dat vind ik een fijne gedachte.'


Het is een tijdje stil naast me en dan zegt ze: 'Juf, als mijn vader nou ook eens als een duifje bij jou op de schutting komt zitten.... wil jij hem dan een beetje eten geven?'


http://www.youtube.com/watch?v=U4DtJfY6bgM&list=FLcdyaoJlX3J5LlMHUUbWLuQ






maandag 20 januari 2014

Blue Monday

Het lijkt wel een dag geworden waarop je depressief met je verkeerde been uit bed hoort te stappen. Om vervolgens je tenen tegen het bed te stoten, onder een koude douche staat, ontdekt dat je brood beschimmeld is, koffie over je net gestreken overhemd gooit, de kliko vergeten bent buiten te zetten terwijl het ding echt vol is, shampoo op je tandenborstel doet in plaats van tandpasta, vervolgens de deur dicht trekt zonder je sleutels mee te nemen, je fiets een lekke band heeft en het OV massaal vertraagd. Als je dan uiteindelijk op je werk aan komt blijkt dat je eigenlijk een vrije dag had. Zwaar chagrijnig ga je weer naar huis om met de dekens over je hoofd de rest van de dag in bed te blijven.
Dat hoort schijnbaar, want het is vandaag Blue Monday.


Maar ik denk bij mezelf: wees blij dat je een bed hebt om je tenen tegen te stoten, een douche hebt, koffie kunt morsen, een tandenborstel en baan hebt. Neem nou bijvoorbeeld de kinderen in Syriƫ, voor hen is het elke dag Blue Monday. En dan niet gezellig babyblauw, nee diep donker blauw....

vrijdag 3 januari 2014

Avontuur


Zijn kleine beentjes wiebelen tegen de zitting van de bank. Met treurige ogen tuurt hij onafgebroken naar buiten, zoekend naar enige herkenning. Buiten is het al donker, de dag bijna ten einde.

Hij staat op en begint onrustig rondjes te lopen. Eerst alleen om de bank heen, daarna door de hele ruimte. Steeds als hij mij tegenkomt pakt hij mijn hand en kijkt me smekend aan met waterige oogjes.
Ik til hem op en zeg hem dat het goed komt en dat hij zich echt geen zorgen hoeft te maken, dat ze hem echt komen halen.

Intussen komen de andere ouders binnen om hun kinderen op te halen, ik vertel ze hoe gezellig de dag was en hoeveel leuke dingen we gedaan hebben. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat het kereltje mij niet begrijpend aankijkt. Terwijl ik sta te praten loopt hij terug naar de bank bij het raam, kijkt naar buiten. Opeens huilt, juicht en springt hij tegelijk en roept: 'JAAAAAA, ze zijn toch nog gekomen!'

De pure blijdschap en opluchting in zijn oogjes vindt zijn weg naar mijn hart. Zijn reactie is zo eerlijk en puur dat het pijn doet. En terwijl hij op zijn ouders af rent en ze om de nek vliegt, realiseer ik me opnieuw dat de plek die ik zelf als fijn, gezellig, knus en liefdevol ervaar, voor een jongetje van net vier jaar nog een heel groot en spannend avontuur is....







maandag 30 december 2013

De haag




Terwijl ik ongegeneerd keihard met de radio meezing en langzaam de 30 kilometerzone binnen rijd zie ik ze staan, zwarte kleding, hoofd gebogen en allemaal een witte bloem in de hand. Ze vormen een haag aan beide kanten van de weg. Het voelt ongemakkelijk om de haag te passeren, oneerbiedig zelfs, deze mensen staan hier duidelijk (en godzijdank) niet voor mij. Dat het morgen Oudjaarsdag is geeft hun aanwezigheid extra gewicht... Als vanzelf zet ik mijn radio zacht en stop ik met zingen.



Dan komt een auto met vlaggetjes aan beide zijde van de motorkap me tegemoet rijden, daar achter een lange rij met auto's die puur verdriet uitstralen. Dat ik door de eindeloze rij auto's die passeren mijn weg niet kan vervolgen vind ik niet erg. Iedereen zou willen dat als het zijn tijd is dat hij net zoveel liefhebbende mensen om zich heen zou hebben. Vlak voor de mensenhaag stopt de wagen met de vlaggetjes en opeens is hij daar; de man, peuk in zijn mondhoek en gladgestreken haren. Stapt in zijn auto en kan door de stoet zijn parkeerplek niet direct verlaten. En terwijl de mensenhaag applaudisseert voor hun dierbare die 2014 niet meer mee zal maken, doet hij het, gedecideerd, lang en gevoelloos: TOET!